31-07-2005

Aukje in Limbabwe (III):

Er zit niets anders op. Ik zal de hond moeten roepen. Misschien niet eens zo'n slecht idee. Een eventuele verkrachter weet dan dat ik een hond bij me heb en zal het wel uit zijn hoofd laten om me ook maar met één vinger aan te raken. Maar op het moment dat ik mijn mond opendoe en het geluid de wijde wereld in wil sturen, hoor ik geblaf. Kwam het van rechts? Als ik nogmaals geblaf hoor, weet ik het zeker. Dat is de hond! Door de vreugde sta ik niet stil bij eventuele verkrachters en trek ondanks de pijn in mijn voet met gemak een sprintje, onderwijl me concentrerend op het geblaf zodat ik de plek kan lokaliseren voor het geblaf voorbij is.

Hoe verder ik ren, hoe luider het geblaf. Op dat moment besef ik nog niet dat ik naast het geblaf een geluid hoor dat ik niet thuis kan brengen. Een soort gegrom. Ik sta er niet bij stil, luister alleen maar naar het geblaf, dat zich naar links lijkt te verplaatsen. Ik ren over een paadje, maar het paadje gaat de verkeerde kant op. Er zit niets anders op dan het pad te verlaten en het bos in te rennen.

Hijgend van inspanning spring ik over uitstekende boomtakken. Hoewel ik de brandnetels in mijn haast probeer te vermijden, voel ik af en toe mijn huid prikken. Maar ik ren onverstoorbaar verder, en het duurt niet lang voor ik bij het geblaf ben. Ik vertraag mijn pas. Mijn adem is zwaar. Ik sluip verder, terwijl ik zo zacht mogelijk probeer uit te hijgen.

Dan zie ik hem. Vanachter een bosje. Mijn oppashond. Ik glimlach, en wil op hem aflopen, maar net op tijd zie ik dat hij gromt en zijn tanden ontbloot. Hij ziet gevaar. Ik kan niet zien tegen wie of wat hij gromt. Maar dan hoor ik het andere gegrom. Het is zwaarder, en dreigender dan die van de hond. Het is een beest, groter dan de hond, dat is zeker. Maar wat? Ik loop voorzichtig om het bosje heen. Als mijn ogen stukje voor stukje het beeld van de tegenstander prijsgeven, verstijf ik van angst en stokt de adem in mijn keel.

"De poema," fluister ik, "het is de poema!"

Onmogelijk, denk ik. De poema scharrelde over de Veluwe. Zou de poema naar Limbabwe zijn gevlucht? Of is dit een andere poema? En wat is de poema van plan met de hond? Nog prangender: hoe kan ik de hond redden?

Te veel vragen, te weinig antwoorden. Tegen een poema kan ik niets beginnen, en de hond al helemaal niet, al doet hij erg zijn best. Als ik enigszins bij zinnen ben gekomen besef ik dat de hond me probeert te beschermen door de poema af te leiden. Ik zie hoe hij de poema uitdaagt. Ze draaien rondjes om elkaar en halen af en toe uit. Als de hond door een klauw of een beet wordt geraakt piept hij hevig.

Ik moet hier weg. Het zal niet lang duren voor de poema is uitgekeken op zijn speeltje, of erger, de hond zal verslinden. En eenmaal bloed geproefd doet verlangen naar meer. Langzaam sluip ik terug naar het pad. Althans, dat probeer ik. Maar mijn richtingsgevoel is sinds ik ben gaan rennen zo in de war dat ik het pad niet terug weet te vinden.

Vertwijfeld kijk ik om me heen. De zon, bedenk ik opeens. Waar staat de zon? Ik kijk op, knijp mijn ogen tot spleetjes en probeer mijn positie en de positie van de plek waar ik heen wil te bepalen. De zon gaat op in het oosten en onder in het westen. Het is ongeveer zeven uur ’s avonds. Dus daar waar de zon staat is het westen. Maar waar staat mijn tijdelijke huis? Ik bijt op mijn lip. Ik weet het antwoord niet en baal inmiddels stevig dat ik mijn mobiel niet heb meegenomen. En kunnen poema’s eigenlijk in bomen klimmen?

Zo wik en weeg ik mijn gedachten, tot ik er moedeloos van word. Het heeft geen zin. En het heeft zeker geen zin om hier te blijven staan. De enige manier om aan de poema te ontkomen is de plek des onheil te verlaten. Dus sluip ik langzaam, voetje voor voetje, achteruit, zonder het te weten, dieper het bos in.

(wordt vervolgd)

30-07-2005

Aukje in Limbabwe (II):

Het paadje was me nooit eerder opgevallen. Laaghangende takken en onkruid hebben het goed verborgen gehouden. Ik loop naar het begin van het pad, duw wat takken opzij en bestudeer de richting van het kronkelde pad. Het verdwijnt in het bos, dat er verlaten uitziet. De hond is al uit zicht verdwenen. Zal ik hem roepen? Of zal ik hem achterna lopen? Wat is verstandig? Een koude rilling loopt over mijn rug. Elke ochtend lees ik in de krant berichten over vermissing, ontvoering, mishandeling en verkrachting. Of erger: moord.
Maar mijn nieuwsgierigheid wint het van mijn angst. Ik ga het bos in. En trouwens, ik heb een hond bij me. Hoewel uit zicht verdwenen, geeft dat idee me een veilig gevoel.

Voetje voor voetje loop ik tussen de bomen en struiken, ondertussen de omgeving in de gaten houdend. Door de vele bochten vang ik soms een glimp van de hond op, maar veel te snel is hij weer uit zicht verdwenen. Verdomme. Nu wil ik toch graag dat hij me vergezeld door dit bos, dat er steeds onheilspellender uit begint te zien. Zal ik hem roepen? Maar wat als ik daarmee een eventuele verkrachter alarmeer? Op mijn tenen loop ik zuchtend verder. Spijt dat ik deze weg ben ingeslagen, heb ik allang. En waar gaat die hond in vredesnaam naar toe?

Ik passeer een zwartgeblakerde plek, waar duidelijk een brandje heeft gewoed. Er liggen lege blikjes bier en chipszakken op de grond. Verderop staat een vuilwitte tuinstoel. Onder de stoel liggen scherven van een kapotte spiegel. In de boom een half afgebroken boomhut met een gescheurde piratenvlag. Opeens schiet een gesprek met Janka door mijn hoofd. "Als je ontvoerd wordt, moet je zoveel mogelijk over jezelf vertellen tegen de ontvoerder." Een gouden regel, die me altijd is bijgebleven. Een gouden regel, waarvan ik vurig hoop dat ik 'm nu niet toe hoef te passen.

Ik buk voor de takken, probeer me niet te laten prikken door de in grote getale aanwezige brandnetels en zoek ondertussen naar de hond, die zich niet meer heeft laten zien. Als ik struikel over een uit de grond stekende wortel, verbreek ik de door mij gekoesterde stilte met gevloek. Met een pijnlijke voet loop ik verder, tot ik bij een t-splitsing kom. Ik begin me nu wel erg ongemakkelijk te voelen. De hond is nergens te bekennen en ik heb geen idee waar ik ben. Terug kan ik niet. Ik kan de hond toch niet aan zijn lot overlaten?

(wordt vervolgd)

29-07-2005

Aukje in Limbabwe (I):

Honden moeten aan de lijn, in Limbabwe. Maar op dit braakliggend terrein aan de rand van het dorp, waar binnenkort veelal jonge gezinnen hun intrek zullen nemen in de pas gebouwde huizen, gelden andere wetten. Hondenbezitterswetten. Ik ben dan wel geen hondenbezitter, maar gedurende twee weken pas ik op een hond. En dat is bijna hetzelfde als een hond bezitten, vind ik.

's Ochtends loopt de hond keurig aangelijnd langs de bouwvakkers. Ze besteden geen aandacht aan ons, op een enkele bouwvakker na die me goedemorgen wenst. Eenmaal bij het braakliggend terrein scan ik de omgeving. Zijn er andere hondenbezitters, en zo ja, loopt hun hond los of niet? Aan de hand van wat ik zie beslis ik wat ik doe. Ik heb dan wel mijn eigen wetten, ik wil geen boze hondenbezitters op mijn dak. Zeker niet als ze een grote hond hebben.

's Avonds is het gebied uitgestorven. De bouwvakkers zijn naar huis en de meeste hondenbezitters hebben hun 'verplichte' rondje al gelopen. Als er dan geen hond of mens te bekennen is, maak ik de riem los en rent de hond dankbaar weg. Meteen bakent hij zijn territorium af, iets dat weinig nut heeft omdat het dezelfde avond nog, of als hij geluk heeft de volgende ochtend pas, door een andere hond wordt afgebakend. Een spel zonder einde.

Variatie breekt sleur, dus neem ik elke dag een andere route. Op een avond besluit ik om door het speeltuintje te lopen. Het is een afgesloten grasveld met wat speeltoestellen, waar ik nooit kinderen zie spelen. Logisch, iedere bewoner heeft in zijn eigen tuin een speeltoestel. En heeft de ene tuin iets niet, dan heeft de andere tuin het wel.

Vanuit het braakliggend terrein is er geen ingang naar de speeltuin. Daarom kruip ik samen met de hond onder de bedrading door, steek het veld over en verlaat door de officiële ingang de speeltuin. Illegaal maar efficiënt.

Maar deze avond gebeurt er iets anders. Het is warm, de zon schijnt nog volop op dit late uur. De hond loopt voor me uit. Hij weet de weg, hij leidt. Maar in plaats van onder de bedrading door te kruipen, zie ik hem afslaan. Linksaf, het bos in.

(wordt vervolgd)

13-07-2005

Softly:

Vandaag vertrek ik voor twee en een halve week naar Limburg om daar op een huis te passen waar twee poezen en een hond wonen. Maar u hoeft zich niet te vervelen hier, want ik heb voor u een liedje op mijn site gezet! Eindelijk het mysterie van Aukje's stem onthuld. Luister en huiver. :-)

Voor degene die op mijn huis met twee poezen gaat passen: sorry voor de troep en veel succes met de loodgieters (gelukkig zijn ze best aardig).

(update 28 juli: qomdat de trafficlimiet inmiddels is overschreden kan er niet meer online worden geluisterd)

12-07-2005

Puinhoop:

Het is raar om op vakantie te gaan terwijl je huis een puinhoop is. De lekkage in de gang beneden blijkt namelijk zo'n groot probleem, dat alle leidingen in de woningen in het pand vervangen moeten worden. Een klus die flink tegenviel voor de loodgieter omdat er meer aan de hand bleek te zijn dan in eerste instantie werd gedacht.
Tegelijk met het vervangen van de leidingen wordt in de meterkast een watermeter geplaatst. Geheel tegen de regels in hing bij mij net díe kast vol met kleding. Wie klein woont, zoekt oplossingen. Nu ze daar bezig zijn was ik verplicht alle spullen te verplaatsen, zodat nu mijn slaapkamergedeelte vol hangt en ligt met kleding. Inmiddels zijn de beugels in de meterkast geplaatst, nu is het wachten op de watermeter.

Omdat ze de leidingen in de wc en de keuken ook vervangen, heb ik mijn wc leeggehaald. De stapels Uitkranten liggen op tafel, net als de versieringen die ik in de wc had hangen. Je weet tenslotte maar nooit wat voor troep ze daar gaan maken. Tot overmaat van ramp heb ik de hele avond geen water om de wc mee door te spoelen. Behalve een emmer water, want gelukkig is er in de keuken nog wel water. Vandaag hoorde ik van de loodgieter dat ik blij mag zijn dat ik überhaupt nog water héb. De gemeente had gedreigd met afsluiting vanwege de poreusheid van de leidingen. Niet geheel onterecht, want vandaag sprong een oude leiding.

Eén dag voor vertrek is mijn huis een puinhoop en kan ik niets opruimen omdat de klus niet af is voor ik wegga.

Dat wordt raar thuiskomen.

11-07-2005

Aukje krijgt alweer een douche:

Gelooft u het nog? Ik weet het zo net nog niet. Voor ik het weet heb ik weer een dode mus. Het is namelijk een idee van de loodgieter, die nu bezig is het pand waar ik woon lekkagevrij te krijgen. Hij was vandaag voor het eerst op zolder en dacht, sodeju, daar moet iets aan gebeuren! Aan de ene kant is dat goed. De zolder is een puinhoop. Er zijn maar twee afsluitbare hokken en die behoren mij en mijn achterbuuf toe. De rest kwakt er zijn spullen neer en laat ze daar liggen, ook als ze verhuizen. Mijn katten vinden het er geweldig. De bewoners en de huisbaas iets minder. Dus stelde de loodgieter, die overigens zelf ook huisjesmelker is, de huisbaas voor om er een woning van te maken.

Ik sputterde tegen. Ik had daar een hok! En het was niet mijn schuld dat er een bende van de zolder was gemaakt! Maar toen kwam het: "In ruil voor het opgeven van je zolderhok krijg jij een douche."

Hahahahahaha. Nou, toen was ik wel om hoor.

Nu maar afwachten of de huisbaas het plan gaat slikken. De loodgieter en ik zijn in ieder geval voor.

Ik denk dat ik maar een boek ga schrijven. 'Douchesoap of Aukje's strijd voor vooruitgang.'

Wordt vervolgd dus.

10-07-2005

Op zoek naar melkbussen:

Mijn ouders hadden het al eens verteld. In het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen zijn twee van onze melkbussen te bewonderen. Dus ging ik gister samen met Hansje en Kees op zoek naar de melkbussen. We reisden niet via het reguliere openbaar vervoer, maar namen in Hoorn de stoomtram naar Medemblik en van daaruit reisden we per ouderwetse veerboot. Een avontuurlijke reis die in totaal ongeveer twee en een half duurde. Op de stoomtram, waar een plekje hadden in de achterste wagon, mochten we vrij rondlopen, ook op de open balcons. En dat leverde een mooi uitzicht op.

Eenmaal per veerboot afgeleverd bij het Zuiderzeemuseum, konden we op ons gemak door de 19e eeuw slenteren. Tussen alle lieflijke en idyllische tafereeltjes werd ik nog even opgeschrikt door een engerd:

Ik ben er dan ook maar geen gerookte haring gaan eten. Wel aten we ouderwets snoep. En in al die schattige kleine huisjes, waar de was soms nog buiten hing, vond ik een aantal melkbussen. Welke van mijn ouders was, wist ik niet. Maar ik heb ze allemaal op de foto gezet zodat we dat thuis nog eens na kunnen kijken. Al met al was het een heerlijk relaxt dagje. En zeker voor herhaling vatbaar!

08-07-2005

Verdraagzaamheid:

Tijdens mijn opleiding Culturele & Maatschappelijke Vorming, waarmee ik stopte nadat ik de propaedeuse had behaald, kregen we in groepjes van drie stagebegeleiding. Want stagelopen in het eerste jaar, dat moest. De stagebegeleidster, een vierdejaars studente, kreeg punten voor het geven van het vak, wij voor het volgen ervan.

We gingen best diep op de materie in. We praatten over de problemen waar we tegenaan liepen, die vooral werden veroorzaakt door onze eigen angsten en onzekerheden. Ook deden we oefeningen om ons bewust te worden van onze eigen houding ten opzichte van anderen. Ik herinner me nog een oefening waarbij we onderzochten hoe dichtbij we iemand durfden te laten komen.

B. stond met haar rug tegen de muur. T. liep langzaam op haar af. Stapje voor stapje, tot B. 'stop' zei. Tot hier en niet verder. T. kwam niet ver bij B. Ik kwam iets verder, maar B. en ik waren dan ook vriendinnen. Bij T. was het makkelijker. We stonden bijna met de neuzen tegen elkaar aan. Toen ik met mijn rug tegen de muur stond liet ik ze niet heel dichtbij komen, maar ze kwamen verder dan bij B.

Afgelopen zaterdag onderging ik de oefening nogmaals. Ongepland. Onbewust. Ik wilde iemand van de marketingafdeling van een ander bedrijf spreken. Iemand wees me haar aan, ze liep mijn kant op, ik liep op haar af en opeens stonden we recht tegenover elkaar.

"Verdorie, wat staan we dichtbij elkaar," dacht ik toen ik met haar praatte. Maar ik vertikte het om een stap achteruit te doen. Onbeleefd vond ik dat. Dus bleef ik staan. Neus aan neus. Ik had het gevoel dat ze mijn gezicht kon bestuderen als ze dat wilde. Dat ze elke oneffenheid kon zien. En mijn adem kon ruiken.

Gedurende het hele gesprek, dat gelukkig niet al te lang duurde, bleef ik staan. En eigenlijk voelde dat best goed. Sterk, om precies te zijn. Al haalde ik opgelucht adem toen ze verder liep.

Onbewust had ze me getest. En me laten weten hoe dichtbij iemand tegenwoordig mag komen. Het scheelde iets minder dan een meter met 11 jaar geleden, tijdens de oefening op de opleiding. Was ik gegroeid? Stond ik nu steviger in mijn schoenen? Ja natuurlijk. Dat was wel duidelijk. Maar dat is het logische gevolg van ouder worden.

Misschien was deze test wel een klein beetje representatief voor mijn huidige houding naar anderen. Maar eerlijk is eerlijk: er zijn genoeg mensen die ik op nog geen tien meter afstand verdraag.

07-07-2005

Ik schrijf niet over het nieuws:

Omdat er zovelen zijn die dat al doen. En omdat ik niet zo'n behoefte heb om mijn gevoelens omtrent het gebeuren hier te uiten. Dat doe ik elders. Offline. In real life. Heel soms, als het gebeuren heel dichtbij komt wil ik nog wel 'es a few lines droppen. Zoals over de dood van Anja Joos, Theo van Gogh en over het Heleen van Royen / Rob Oudkerk drama.
Misschien had u wel de indruk dat het me koud laat. Neen. Verre van dat. Het is gewoon niet mijn ding om erover te schrijven. Dat laat ik graag aan anderen over. Nu dus ook.

06-07-2005

Halo:

Ik heb het wel een beetje gehad met Haloscan. De laatste tijd werkt het niet echt puik. Ik wil echter niet overstappen op Pivot o.i.d. en ik wil ook geen commenttool dat de namen van de reageerders niet onthoudt. Heeft iemand een tip?

03-07-2005

I did it!

In eerste instantie vond ik het best grappig dat Scooszi en Pixel zo fanatiek met mijn schoen zaten te spelen. Er zat iets in, dat was wel duidelijk. Vast een vlieg. Ze hadden eerder vandaag ook al eentje te pakken. Een grote die ze zo hadden bewerkt dat 'ie niet meer kon vliegen. Des te leuker, zo'n snel kruipend geval over de grond. Vonden zij tenminste. Ik vond het iets te veel op een spin lijken. Hu.

Ik besteedde geen aandacht aan hun spielerij. Behalve toen Scooszi met zijn nagel vastzat in mijn schoen. Onhandig stapte hij door de kamer met mijn gymp aan zijn poot. Ik bevrijdde hem uit zijn benarde positie door mijn hand in de gymp te steken en zijn nagel uit de zool te halen.

Het viel me op dat Scooszi wel erg fanatiek aan het spelen was. En Pixel eigenlijk ook. Ach, wat een lekker tijdverdrijf toch, zo'n vlieg. Tot...

IIEEEEEEEEEHHHHHHHHHHHHH

EEN MUIS! ER ZAT EEN MUIS IN MIJN SCHOEN!

(dit was een fragment uit het msn-gesprek dat ik op dat moment voerde)

Mijn hart in mijn keel. Mijn gehele lichaam op één stoel. Inclusief voeten. Mijn schoen lag op zijn kant, de muis ernaast. Ze bewoog niet meer. Thank god for that! Ik verbood mijn katten ermee te spelen. Bang dat ze een hap uit de muis zouden nemen en vergiftigd zouden worden (je weet maar nooit). Ik gilde. Paniekte. En belde een man.

Maar een man aan de telefoon is niet hetzelfde als een man in huis die de rotzooi voor je opruimt. Ik was aangewezen op mezelf. Mezelf zat eerst een half uur na te denken over hoe ze het zou aanpakken. Een potje met een kartonnetje eronder of een lading wc papier? Dat de muis door de wc gespoeld zou worden stond in ieder geval als een paal boven rioolwater.

Toen ik iets gekalmeerd was stond ik op, greep een lading wc-papier, legde deze op de muis, pakte 'm op, rende naar de wc, gooide het pakketje in de wc-pot en spoelde door.

I DID IT! I DID IT!

(wederom een fragment uit het msn-gesprek)

Mijn gymp ligt in een sopje (kon sowieso geen kwaad) en Scooszi en Pixel hebben nu een zolderverbod. Dat zal ze potverdorie leren, hoe goed bedoeld ook, cadeautjes voor me mee te nemen.

02-07-2005

War of the Worlds:

Als je nog tig AH-biosbonnen hebt, dan moet je toch maar 'es naar de film. Het liefst met een hele groep zodat je die bonnen in één keer kwijt bent, anders is het toch een beetje zonde. Dus zat ik gisteravond met een hele groep in Pathé de Munt, kijkend naar War of the Worlds van Steven Spielberg.

Als je naar War of the Worlds gaat, is het een kwestie van verstand op 0, blik op oneindig en ontspannen maar. Het begin is mooi. Het onweert, maar er zijn geen donderslagen. Waaide de wind eerst nog naar het onweer toe, plots is hij gaan liggen en is het stil. Onheilspellend stil. Alsof je je in de kern van een tornado bevindt. De lucht wordt gesierd door bliksemflitsen, die elke keer hun doel bereiken en inslaan. Al snel ontpopt het gevaar zich. Tripods. Een beetje simpele naam voor wezens die de wereld willen veroveren, alsof er drie Ipods naast elkaar wandelen.

De mensheid slaat massaal op de vlucht terwijl het leger probeert de wezens te overmeesteren. Maar wat kun je in vredesnaam doen tegen een wezen dat onoverwinnelijk is?

War of the Worlds is een vermakelijke film, gebaseerd op de klassieker van HG Wells, die nog best spannend is ook. Jammer alleen dat het Amerikaanse moraal er weer aan alle kanten afdruipt. Dat zou echt verboden moeten worden.

2003

2004

2005

2006

2007

2008