Wie van u is altijd wel moe? En wie heeft wel eens bloed laten prikken om te kijken of er een oorzaak voor die moeheid is te vinden? Ik heb al zestien jaar lang af en toe bloed laten prikken om te kijken of ik bloedarmoede of Pfeiffer had. Verder dan die twee ziektes ging mijn kennis niet. Tot mijn moeder me aanraadde ook eens op B12 te laten prikken.
Dat deed ik. En toen had ik opeens een tekort. En kennelijk een of misschien wel dé oorzaak van mijn moeheid.
Maar de dokter was het daar niet mee eens. Ik had namelijk geen bloedarmoede, dus was het niet nodig het B12-tekort aan te vullen. Stichting B12 zegt dat dit een verouderde opvatting is. En toen had ik opeens een ouderwetse huisarts die in mijn ogen altijd zo modern was. Dat is op zijn minst gezegd balen.
Ik raadpleegde per e-mailconsult een internist, die gespecialiseerd is in moeheid. Hij vond de diagnose van mijn huisarts nogal eenvoudig gesteld, en vond dat ik baat kon hebben bij B12-injecties. B12-injecties zijn geen garantie, maar het zou kunnen dat ik me daardoor beter ga voelen. En dat is natuurlijk wat ik graag wil.
Ik meldde me aan op het forum van stichting B12 en ook daar hoor ik dezelfde verhalen; mensen met een tekort die geen injecties krijgen omdat ze geen bloedarmoede hebben. Mensen die zeggen dat ook dan je B12-injecties nodig hebt. En dat in Nederland de behandelingsprocedure voor B12-tekort niet overal hetzelfde is. Ongelooflijk, maar waar.
Mijn volgende stap is óf mijn huisarts confronteren met de informatie van de stichting B12, of een verwijzing vragen naar een internist die wél op de hoogte is van de ongemakken van een B12-tekort. Het is te bizar voor woorden, dat ik moet vechten voor mijn hachje omdat mijn huisarts een verouderde mening heeft.
En misschien worden er straks meer onderzoeken gedaan en hoef ik toch geen B12-injecties. Maar dan is het ergens op gebaseerd. Want nu is de diagnose die mijn huisarts heeft gesteld, té kort door de bocht.
Wat vorige keer niet lukte bij Kruidvat, lukte nu wel bij Blokker. Ik heb twee paar dagkaarten voor de trein op de kop getikt! Via de speciale actie van Blokker.
Ze gaan hard, dus iedereen die wil, rennen morgen!
Heeft u wel eens ergens gratis mogen shoppen? Gewoon omdat u een kleine helpende hand uitstak? Ik, sinds gister, wel. Ik kan u vertellen, dat voelt gek. Na sluitingstijd mocht ik samen met een paar anderen voor 50 tot 60 euro iets uitzoeken in een platenwinkel waar ze ook dvd's en games verkopen. En als iemand tegen je zegt, 50 of 60 euro, neem je dan meteen zijn hele hand en ga je tot 60 euro of blijf je op de 50 euro omdat je niet asociaal wil lijken?
Ik ging voor de tussenweg, maar ook dat voelde gek. Liep ik daar na sluitingstijd als een aasgier door de winkel op zoek naar cadeau's voor mezelf. En het mocht, ik had toestemming, maar toch geneerde ik me een beetje. Het was dan ook wel een hoog bedrag. Als het nou gewoon één film/cd was, of 20 euro voor mijn part, maar nee, 50 tot 60 euro. Dat is veel! En we waren met zijn zessen, dus tel uit je verlies.
Ik ging voor de volgende stapel films:
The Passenger, Click, Brazil, Gone with the Wind, Mulholland Drive (met een bonusdvd van The Singing Detective), Casablanca, The Others en The Hours.
Precies 55 euro. Netjes toch?
Het grappige was dat sommigen het bedrag van 50 euro niet eens haalden omdat ze niet wisten wat ze moesten kiezen uit dat enorme aanbod. En dat was nou net mijn voordeel. Ik had in een onbewaakt moment al gestruind langs de rijen dvd's, en in mijn hoofd opgeslagen wat ik wilde hebben. Dus was de keuze niet heel moeilijk toen ik werd losgelaten in de lege winkel.
En wat was ik blij met mijn aanwinsten. En nog steeds vol ongeloof over de gulheid van de winkel!
Ik heb een doodnormale tankini. Eentje van Adidas, dus nog een bekend merk ook. Daarmee zwem ik. In het zwembad. Tussen heren met zwembroeken en meiden met bikini's en badpakken. Heel soms kom ik een zwemster met ook een tankini en één keer is het me overkomen dat een zwemster dezélfde tankini had. Ik heb toen een andere gekocht.
Deze week had ik mezelf na het baantjes trekken verwend met een bubbelbad. Ja, de tankini bolde enigszins op, maar ik had geen zin om het te verbergen. Ik sloot mijn ogen, en voelde de bubbels mijn lichaam masseren.
Even later stond ik onder de douche. Kinderen, pubers en ouders kwamen en gingen. Een stel pubers bleef in de douches hangen. De één keek naar me zoals er wel eens eerder naar me werd gekeken toen ik nog een vloekende tankini had. Ik dacht ook werkelijk terug aan dat moment, toen die pubers gewoon zeiden waar het op stond. "Bordeaux, lichtrose, oranje en felrose, dat kan toch niet?"
Nu was het een andere opmerking. Of eerder een vraag. "Is dat een hémdje?" Het pubermeisje staarde naar mijn bovenstukje.
Zucht.
"Nee hoor, dat is een tankini," legde ik uit. "Jij hebt een bikini, anderen hebben een badpak en ik heb een tankini."
Hoeveel jaar moet ik nog een tankini dragen voor dat ding ingeburgerd raakt?
Met aandacht bereik je veel. Aandacht in de zin van je aandacht houden bij de dingen die je doet. Niet afdwalen naar het heden, verleden, zorgen of dat soort zaken. Aandacht geven staat synoniem aan het leven in het hier en nu. En dat heeft zo zijn voordelen.
Ik zat in de tram toen ik paniekte. Ik was de huisdeur vergeten op slot te doen! Met de tram zou ik mijn fiets ophalen en daarna gaan zwemmen. Ik dacht na. Zou er in die twee uurtjes dat ik wegbleef ingebroken worden? Leek me sterk. Of ze moesten er een goede neus voor hebben. Maar stel, dat het net wél op dat moment gebeurde. Weg spulletjes, weg verzekeringsgeld. Dubbeldrama. Maar misschien viel het ook wel mee. Misschien had ik de deur wel op slot gedaan en kon ik het me gewoon niet herinneren.
Lekker zat het me niet. En hoewel ik in eerste instantie richting zwembad fietste, besloot ik al vrij snel terug naar huis te fietsen. Want zwemmen met het idee dat de huisdeur niet op slot zit vond ik verre van relaxt.
Ik fietste en fietste. En hoopte, dat niemand zo stom was geweest om de voordeur open te laten. Toen ik de straat infietste keek ik om me heen of er niemand met mijn spulletjes liep. Voor het huis zette ik mijn fiets op slot (die wel ja) en rende naar boven. De deur was niet open, ik hoorde geen stemmen. Had ik het gered?
Toen ik de huisdeur open wilde doen, lukte dat niet.
De deur zat gewoon op slot.
Als ik nou aandacht had voor het moment dat ik mijn huisdeur op slot had gedaan, had ik niet dat hele eind terug hoeven fietsen.
Aandacht dus.
Wat deed u in 1990? Luisterde u ook naar Nothing Compares 2U, gezongen door Sinéad O'Connor? Ik wel. Op mijn kamertje. Keihard. De poster van Skinhead O'Connor hing aan de muur, de clip zal ik nooit vergeten. Haar nummer Troy viel ook de smaak, maar Nothing Compares 2U sloeg alles.
Toen ik hoorde dat Sinéad O'Connor in de Melkweg optrad, besloot ik van de partij te zijn. Niet omdat ik verwachtte dat ze al die prachtige oude nummers weer zou zingen, ze had tenslotte net een nieuw album uitgebracht dat erg op het geloof gericht was. Hoewel die nummers niet tegenvielen, had ik niet een grote behoefte om daar de hele avond naar te luisteren. Nee, ik ging voor de naam. Ik wilde Sinéad O'Connor wel eens live zien. En zo geschiedde.
De Melkweg was afgeladen vol. Vriendin J. en ik vonden een plekje op het balkon, waar we het goed konden zien. En hoe groot was mijn verbazing toen ze het concert begon met een gouwe ouwe. Twee gouwe ouwes zelfs! The Emporer’s New Clothes en I am stretched on your grave. Beide van haar tweede cd I do not want what I haven't got. Het ijs was gebroken, dit was de Sinéad die ik wilde zien. Wow.
Ze wisselde bekend werk af met minder bekend en nieuw werk, maar alles klonk even prachtig en mooi. En toen. "This song you probably all know." Nothing compares 2U!!! Tranen sprongen in mijn ogen. Dat ik dit nummer nog eens live mocht horen, dat had ik nooit kunnen dromen. Wowdewowdewowerdewow!
De avond kon al niet meer stuk, maar Sinéad deed er een schepje bovenop door na die megahit het prachtige Thank you for hearing me te zingen. Oef. Daarna kwam nog The last day of our acquaintance en toen was de koek op. Of toch niet? Nee, er kwamen nog toegiften.
Toen het concert was afgelopen, wist ik het. Dit was met stip het beste, het mooiste en meest ontroerende concert van het jaar!
Er klopte iemand op de deur. Niemand deed open. Er werd harder geklopt, gebonkt. Geroepen, geschreeuwd. Even dacht ik dat het iemand was die drugs nodig had, of geld. Want zo'n iemand woonde daar.
Hoewel ik op het punt van wegdommelen was, het was al laat, ging ik toch kijken toen het gebonk en het verontrustende geschreeuw aanhield.
Net op dat moment beukten twee mannen de deur in van het huis van de buurman aan de overkant van de straat.
Dikke rookpluimen vonden hun weg naar buiten, maar hielden de mannen niet tegen om de ladderzatte bewoner en zijn brandende dekbed uit zijn huis te halen. Twee minuten later hoorde ik brandweersirenes.
De brandweermannen gingen systematisch te werk. Eén iemand bekeek de omgeving met een zaklamp, een paar mannen met zuurstofflessen verdwenen in het rokende huis en zetten een raam open. Er werd een klein beetje geblust, en er werden video-opnames gemaakt.
De politie arriveerde en sprak met de ladderzatte bewoner en omstanders. De huisbaas, die de deur op blote voeten had ingebeukt, was op zijn zachtst gezegd not amused. "Dit is al de derde keer! De hele trap naar boven staat blauw, hij lag gewoon te slapen!"
De bewoner lag stomdronken te slapen, zonder dekbed. Dat dekbed had hij over de gaskachel gelegd.
Ik zag hem over de vloer kruipen om naar buiten te gaan. Vanwege de rookontwikkeling, of omdat hij niet meer op zijn benen kon staan? Het hele gebeuren werkte in ieder geval erg ontnuchterend, want eenmaal buiten, in de snijdende kou, stond hij al weer rechtop. De brandweer keerde snel terug naar hun basis, de politie meldde dat hij de troep moest opruimen.
En zo kwam het dat om half twaalf 's nachts iedereen was verdwenen, en de stomdronken bewoner de verbrande troep bij elkaar veegde en in een vuilniszak deed. Het was een eenzaam gezicht. Maar beter in je upje de verbrande boel bij elkaar vegen dan in je upje onder het groene gras liggen.
Ik was een nieuw spel begonnen op de Playstation. Resident Evil. Iets heel anders dan racen ja. Het redden van de presidentsdochter uit de handen van geïnfecteerde gekken met bijbehorende monsters. Viel niet mee, zeker in het begin niet. Maar de besturing wende, en aldra was ik een echte ladykiller in mannenpak. Ik had zelfs het monster in het water verslagen!
Toen ik vijf uur lang had gespeeld (het spel duurt ongeveer dertig uur, dus heel ver was ik nog niet), vond mijn lief dat hij de pro-versie moest uitproberen. Gewoon even kijken wat het inhield. Maar dat kijken werd saven. En dat saven, ging fout.
Ai.
Bij Resident Evil kun je namelijk geen profielen aanmaken zoals bij Need for Speed. Je hebt verschillende slots waar je je spel kunt opslaan. Er zijn tig van die slots. En omdat ik net had gespeeld, ging Playstation automatisch naar nummer 16. Lief had gewoon even naar boven of beneden moeten klikken, maar ik was tegen hem aan het praten. En mannen en meerdere dingen tegelijk doen en dan nog nadenken ook, nee, dat gaat niet.
Hij overschreef mijn spel.
Hij overschreef vijf uur spelen.
Ik keek hem aan. Niet eens verschrikt. Niet eens boos. Ik haalde mijn schouders op en ging verder met koken. Onderwijl nadenkend. Zou ik alles overnieuw doen of zou ik het spel oppakken bij een hoofdstuk dat mijn lief had opgeslagen? Want er zijn zoveel slots, dat hij bij zijn versie elke savepartij op een apart slot had opgeslagen.
Na vooruit.
Ik had meer wapens dan hem. Meer geld. Een grotere koffer om wapens in te vervoeren. Maar al gauw schoot ik een stel geïnfecteerden neer, kocht een grotere koffer, een bommenwerper en was weer een echte ladykiller.
Maar hij heeft me wel een uur lang moeten masseren om het goed te maken.
Het leek iets heel kleins, iets heel onbeduidends. Maar dat was het niet. Het was namelijk niet zomaar een agenda, maar een agenda die ik al jaren overal mee naar toe nam. Behalve de inhoud ervan, want die ververste ik jaarlijks. Maar de buitenkant, die was gebleven. Dus was het vertrouwd.
Nooit dacht ik er over na een andere agenda te kopen. Waarom ook als je de inhoud gemakkelijk kon verversen met dat leuke gekleurde Hemapapier. Maar toen ik deze week voor het schap met gekleurde blaadjes stond, pakte ik iets anders. Een compleet nieuwe agenda. Een simpele kleine, met grijze met witte blaadjes.
Toen zat ik opeens thuis met een nieuwe lichtgewicht agenda. Geen gezeul meer met die grotere oude agenda. En weet u wat? Ik had nog zin in die nieuwe agenda ook. Ik beschreef de blaadjes met afspraken die ik al had gemaakt en verheugde me op de laatste week van december zodat ik mijn oude agenda definitief thuis kon laten.
Definitief.
Waarom had ik er geen moeite mee?
En waarom al die jaren wel?
Het leek iets heel kleins, iets heel onbeduidends. Maar dat was het niet. Er was van binnen namelijk iets veranderd. Zonder moeite kon ik mijn oude vertrouwde agenda ongebruikt laten.
Ik had losgelaten.
Net toen ze een hap van haar manderijntje nam, sloeg ze geschrokken haar hand voor haar mond. "Ik heb helemaal geen treinkaartje gekocht!" Vanochtend wel. Maar dat was voor negen uur, dus mocht ze haar voordeelurenkaart niet gebruiken en had ze een enkeltje gekocht. "En ik ben altijd heel netjes in kaartjes kopen, ik stempel zelfs af in de metro!"
Gedrieën hielden we in de gaten of de conducteur kwam. Op weg naar Utrecht, nog negentien minuten rijden. Ze had een stapel tijdschriften in haar tas. Vanwege haar werk. Of ik er eentje wilde. Een Beau Monde, of een Marie Claire. Ze had geen Esta of Happinez. Dus bedankte ik haar vriendelijk.
We raakten met elkaar aan de praat. Of beter gezegd, zij met de heer. Over bier. Wat er allemaal in bier zat. Ze was meer van de wijn, maar lustte op zijn tijd best een biertje. Nog tien minuten. We gingen het redden. Ja vast.
Verschrikt veerde ze op toen ze iemand zag aankomen, om weer rustig achterover te leunen wanneer het wclampje ging branden.
Ik vond haar grappig. Meestal vond ik het irritant als onbekenden in de trein tegen me gingen praten. Maar zij was grappig.
Nog vijf minuten. Vier. "Wat gaan jullie eigenlijk in Utrecht doen?"
"We hebben een weblogmeeting."
Ze kende het, weblogs. Ze had er mee te maken gehad via haar werk.
Stil stond de trein. Nul minuten. Geen conducteur. Het geluk was met haar.
Toen we naar buiten liepen vroeg ze of we een stukje over haar gingen schrijven.
Misschien wel, zei ik.
"Net toen ze een hap van haar manderijntje nam, sloeg ze geschrokken haar hand voor haar mond. [...]". Ze kon het goed vertellen. Ik zei dat zij het stukje maar moest schrijven. "Nee joh!"
Ze zei gedag en verdween uit zicht. Zonder te weten wáár ik dan over haar ging schrijven.
WOEHAA!
1. Razor verslagen
2. De oude brug gevonden en daardoor de politie van me afgeschud
En dat met veel minder bloed, zweet en tranen dan ik had verwacht! Als iemand mij dat een paar maanden geleden had gezegd, had ik diegene hard in z'n gezicht uitgelachen.
Wat zal ik nu eens gaan doen?
Wie het boek 'De Hondenkoning' van weblogger van het eerste uur Walter van den Berg heeft gelezen, weet hoe beklemmend en deprimerend Walter kan schrijven. De sfeer legt hij vast in eenvoudige, bijna kinderlijke zinnen, die je het boek in een zucht en een scheet laten uitlezen. Vrolijk voel je je daarna niet, tenminste, ik niet. Ik keek dan ook op tegen het lezen van zijn nieuwe boek, ‘West’, dat in september uitkwam. Zeker toen ik merkte dat ‘West’ gaat over personages die in ‘De Hondenkoning’ voorkomen.